
Tweede Kamerlid Corry Tendeloo zet zich met hart en ziel in voor gelijke behandeling van mannen en vrouwen. Ze krijgt voor elkaar dat op 14 juni 1956 een eind komt aan de civielrechtelijke handelingsonbekwaamheid van de vrouw: voor die tijd kan een vrouw niet over haar eigen bezit beschikken zonder toestemming van vader, echtgenoot of broer, tenzij zij weduwe is. Na 1956 kan een vrouw wel bijvoorbeeld een hypotheek of verzekering afsluiten, maar heeft zij nog steeds geen eigen belastingvrije voet op haar inkomen. Met de Wet op de inkomstenbelasting 1964 blijft het systeem dat het inkomen van de vrouw bij dat van de man werd opgeteld nog steeds van kracht. Ondanks dat werkende, inwonende kinderen wel een zelfstandige belastingvrije voet hebben, geldt dat niet voor vrouwen.
Corry Tendeloo vindt het raar dat zij in de Tweede Kamer mag debatteren en stemmen over belastingwetten, maar er geen college over mag volgen. Zij schrijft zich onder pseudoniem in voor de Belastingacademie om in te breken in dit mannenbolwerk. Zij wordt afgewezen, maar krijgt veel publiciteit voor haar stunt.
In 1954 wordt de Academie officieel opengesteld voor vrouwen, maar in de praktijk worden vrouwen nog steeds tegengewerkt. De directeur J. van der Poel is zeer tegen vrouwelijke inspecteurs en pas na zijn pensionering wordt uiteindelijk in 1963 één vrouw toegelaten. Zij studeert af in Leiden, omdat de Academie in 1966 wordt opgeheven.
Mede door de inspanningen van Corry Tendeloo wordt de verplicht-ontslag-wet voor gehuwde vrouwelijke ambtenaren in 1955 afgeschaft. Zij heeft dit succes nog net kunnen meemaken: ze overlijdt een jaar later.
